Uitverkoop Nederlandse kunst
________________________________________
Het verlies voor Nederland van De kantwerkster was geen uitzondering. In de tweede helft van de negentiende eeuw verdwenen vele Nederlandse topstukken naar het buitenland. In het gunstigste geval kwamen ze daar terecht in openbare collecties, zodat ze in ieder geval zichtbaar bleven voor het publiek en bijdroegen aan de naam en faam van Nederlandse kunst in het buitenland. Maar vaak sloegen particuliere verzamelaars hun slag. Zo kwamen twee vroege Rembrandts, de ruim twee meter hoge staande portretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit, in handen van een particuliere Franse verzamelaar (zie de afbeeldingen hieronder).
Bron: Wikimedia Commons - Rijksmuseum en Louvre |
Net als de gemeente Rotterdam ondernamen andere gemeenten en de rijksoverheid geen enkele actie om deze uitverkoop van Nederlands cultureel erfgoed te stoppen. Het waren steeds particulieren die belangrijke werken van Nederlandse kunstenaars op het laatste nippertje voor het Nederlands openbaar kunstbezit wisten te behouden. Zo hangt het Joodse Bruidje van Rembrandt tegenwoordig in het Rijksmuseum dankzij de bereidheid van enkele rijke Amsterdammers om de successierechten voor het legaat Van der Hoop te betalen (zie de afbeelding hieronder). De gemeente had dat niet over voor dit schilderij en de andere werken die Adriaan van der Hoop aan zijn stad had nagelaten, waaronder ook de Brieflezende vrouw van Vermeer.
Bron: Wikimedia Commons - Rijksmuseum (Amsterdam), SK-C-216 |