Thema 8: de toekomst

 

De wonderbaarlijke geschiedenis van Heerlen – van arcadisch dorp en welvarende mijnstad tot probleemstad – is nog niet ten einde.

De hoofdrolspelers in deze geschiedenis zijn de Staatsmijnen en de Oranje-Nassau Mijnen. Ze bestaan nog steeds. Althans hun erfgenamen. Oranje-Nassau nam in de jaren zeventig deel in een handjevol bedrijven in Limburg. Veel banen leverde dat niet op. Haar nieuwe toekomst lag in het vastgoed, met de mijnterreinen en het huizenbezit als startpunt en bij investeringen buiten Limburg. Het bedrijf heet OGON (Onroerend Goed Oranje-Nassau), het heeft Heerlen ingeruild voor Amsterdam.

Het uit de Staatsmijnen voortgekomen Koninklijke DSM is, in zekere zin, Heerlen trouw gebleven. In de stad staat officieel nog steeds het internationale hoofdkantoor.

 

 

Hoofdkantoor van DSM aan het Overloon in Heerlen. Foto DSM

 

Wat Heerlen niet lukt, lukt DSM wel. Het bedrijf heeft zich heruitgevonden. Eerst was het steenkool, daarna bulkchemie, vervolgens fijnchemie en nu maakt DSM producten voor de voedingsindustrie en de farmaceutische industrie. Bij het bedrijf werken zesduizend mensen.

 

Nieuwe toekomst

Heerlen blijft vooralsnog zoeken naar een nieuwe toekomst. Heerlen als ‘telematicastad’ liep op niets uit. Avantis, een grensoverschrijdend bedrijventerrein voor hoogwaardige bedrijven, mislukte. 

 

Bedrijventerrein Avantis. Foto Avantis.org

 

Daarna moest Heerlen ‘het Seattle van het Zuiden’ worden, een centrum van de productie van zonne-energiecollectoren, wat ook mislukte. Vervolgens een Pension Valley met het ABP als grootste pensioenfonds, en een Smart Service Hub, een samenwerking van dienstverlenende bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor leegstaande kantoren van het CBS is een ‘stadslandbouwproject’ bedacht dat vooralsnog geflopt is. En dan is nog 18 miljoen euro gestopt in een project om het water in de oude mijngangen te gebruiken als alternatieve energiebron.

Veertig jaar na de sluiting van de laatste schacht levert het allemaal weinig werk op. Ook de miljoenen subsidie die de gemeente in culturele instellingen stopt, ten behoeve van een ‘culturele lente’, zorgt niet voor veel banen. Overigens heeft dit initiatief wel een psychologisch effect. Het doet ‘iets’ aan het imagoprobleem en het minderwaardigheidsgevoel dat de stad verlamt.

 

Geen kuuroord

Had het anders kunnen lopen met de stad? Eigenlijk niet. Ja, als de mijnen niet waren langsgekomen. Dan had de stad nu furore kunnen maken met zijn bekoorlijke en vruchtbare vallei en de ‘gezonde, frissche berglucht’. Als kuuroord waren er kansen geweest. Heerlen zou nu deel zijn van het toeristisch leuke Zuid-Limburgse heuvelland.

Maar de mijnen kwámen langs, en daarmee was het lot bezegeld. Heerlen was als mijnstad verdoemd. Mijnbouw is immers per definitie eindig. Het schept niets, het rooft uit de bodem. Tegelijk biedt het, zo lang het duurt, kansen en welvaart. Het probleem van een monocultuur ontstaat pas na het einde. Kijk naar Detroit. Die Amerikaanse stad bloedt dood zonder auto-industrie. Heerlen had nooit een plan-B. Eind jaren vijftig had ingezet moeten worden op een verbreding van de economische basis. Er waren wel pogingen om andere industrieën op te zetten, maar die werden tegengewerkt door de steenkolenmijnen die geen arbeidsconcurrentie wilden.

En dan waren er veel gemiste kansen. Heerlen had kunnen lobbyen om de kantoren te krijgen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal of de Rijksuniversiteit Limburg, tegenwoordig Universiteit Maastricht. In 1969 besloot de regering om die universiteit in de Limburgse hoofdstad te vestigen. Dat zou Zuid-Limburg na de mijnsluitingen nieuw perspectief bieden. Een historische fout. De universiteit in Maastricht bood de Mijnstreek geen nieuw perspectief. Ook al omdat de universiteit met een medische faculteit begon en niet met een technische.

De universiteit had in Heerlen moeten komen en moeten aansluiten op de technologische en chemische kennis uit de mijnen. Heerlen zou veel problemen bespaard zijn en Maastricht had zich als monumentale stad ook zonder universiteit gered. Vergelijk het met Brabant. Den Bosch heeft ook geen universiteit. Die staan in Tilburg en Eindhoven, industriesteden met een historie die vergelijkbaar is met die van Heerlen.

In de jaren tachtig zou Heerlen overigens wel de hoofdvestiging van de Open Universiteit krijgen. Dit instituut voor afstandsonderwijs zorgde inderdaad voor enkele honderd arbeidsplaatsen in Heerlen. Maar het was niet de grootschalige economische en intellectuele impuls die nodig was.

 

 

Open Universiteit aan de Valkenburgerweg in Heerlen. Foto OU

 

Maankwartier

Wie nu in Heerlen per trein aankomt, ziet dat de bedrijvigheid weer heeft toegeslagen. De stad bouwt een nieuwe stationsomgeving, het ‘Maankwartier’. Het staat symbool voor de nieuwe hoop. Een investering van 200 miljoen euro met winkels, cafés, kantoren en appartementen, en een nieuw station. Het vierde alweer in honderd jaar. Geen stad in Nederland die zo vaak van station heeft gewisseld.

 

Maankwartier en station van Heerlen. Artists impression. Foto Maankwartier.nl

 

Op het project is lang gewacht. In 1995 al vroeg het gemeentebestuur architect Jo Coenen om na te denken over het station en de bebouwing naast het spoor. Hij voorspelde dat het een krachttoer zou worden. Hij was er zeven jaar mee bezig en betrok de wijk Zeswegen bij zijn plan. In Zeswegen begon de mijnbouw, op de plek waar ooit zes landwegen bij elkaar kwamen. Daar stond aan het begin van de vorige eeuw de eerst schacht. Het stationsplan van Coenen is nooit uitgevoerd.

In 2003 kwam de Heerlense ontwerper Michel Huisman met een nieuw, romantisch idee. Hij bedacht het Maankwartier. ‘Maan’ omdat het volgens Huisman zo slecht gaat met de stad, dat het licht in donkere tijden alleen van de maan kan komen.

Huismans beeld van Heerlen in de laatste decennia is niet opbeurend. Op de internetsite, die zijn plan promoot, vat hij het samen: ‘Gebouwen werden afgebroken en geld dat van het Rijk kwam is in die tijd naar Maastricht gegaan. Veel gaten zijn toen met haast en goedkope gebouwen gevuld. Kleine winkeltjes die voor charme en stijl zorgden moesten het afleggen tegen grote bedrijven en witgoedgiganten. Daarmee werd de stad beroofd van haar ziel. Nu volgt ook nog de krimp. We zitten dus op een kantelpunt. Maar met Maankwartier kantelen we de goede kant op. Maankwartier is het geneesmiddel voor de stad. Het geeft de stad weer energie en kritische massa. Maankwartier maakt van de zwakte weer een kracht en is het verschil tussen een oplossing en het eigenlijke, échte antwoord op de vraag van onze stad. Heerlen wordt weer beter.’

Gloort hier de oude pioniersgeest? Met het Maankwartier alleen zal het verleden niet overwonnen worden. Daarvoor zijn de problemen van deze stad te complex en is de economische crisis te hardnekkig. Daarvoor is de dagelijkse praktijk ook te weerbarstig.

 

Andere kant van de grens

Aan de andere kant van de grens gloort de toekomst. Aken was als stad met 100.000 inwoners vóór de komst van de mijnen het economisch middelpunt van de regio. Inmiddels is de stad, waar nu 260.000 mensen wonen, dat weer. Ook al is het hart van de stad verwoest in de laatste oorlog en zijn mijnbouw en textielproductie verdwenen. Net als DSM heeft Aken zich heruitgevonden. Het is nu een en al hightech, met automobiel- en spoorwegtechniek, it en life-sciences. De stad staat vol hijskranen.

De Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule (RWTH), de universiteit, heeft 38.000 studenten, van wie er vijfduizend uit honderdtwintig landen komen. Alleen al aan de RWTH werken zevenduizend mensen, onder wie vijfhonderd hoogleraren. Ter vergelijking: de Universiteit van Amsterdam is met 32.000 studenten de grootste universiteit van Nederland.

 

Het studenten service centrum van de RWTH, Super C, oogt futuristisch naast het 19e eeuwse
hoofdgebouw. Foto wikicommons


In Aken worden miljarden uitgegeven aan een uitbreiding van de universiteit, de bouw van woningen, hotels voor congresgangers. Hogesnelheidstreinen rijden naar Brussel, Parijs en Frankfurt.

In Aken is werk voor laag en hoog geschoold personeel. Maar tegelijk lijdt het vak Duits op middelbare scholen in Nederland een kwijnend bestaan. Het inmiddels honderd jaar oude Bernardinuscollege doet daar nu wat aan. Vanaf schooljaar 2013 is Duits in de eerste drie klassen verplicht. Het moet de leerlingen meer kansen geven op de arbeidsmarkt.

 

Mijnstreek krimpt

Terwijl dit wonder zich aan de andere kant van de grens voltrekt, profiteert Heerlen er niet of nauwelijks van. De voormalige mijnstreek krimpt. Daar vertrekken mensen, staan huizen leeg en kwakkelt de economie. Ondertussen moeten in Aken studenten in containers wonen. En van Heerlen naar Aken loopt hetzelfde, niet geëlektrificeerde enkelspoor dat Henri Sarolea in 1896 heeft aangelegd.

 

De diesellocs van de Euregiobahn vebinden Heerlen en Aken. Foto wikicommons

 

Plannen voor een verdubbeling van het spoor en elektrificatie zijn er al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, maar tot nu toe niet gerealiseerd.

De neiging om over de grens te kijken mag wel terugkomen, zou je zeggen. Het moet weer worden zoals het was vóórdat Sarolea zijn oog liet vallen op Heerlen. Toen het stadje en de streek economisch meeliftten met Aken. Toen volle boerenkarren naar Aken gingen, toen families er stenen bakten. Toen er geen grens was, in de hoofden van de mensen.

 

 

Grens bij Bocholtz. Foto Aachener Zeitung

 

Een of meer passages uit bovenstaande tekst komen uit het boek De geur van kolen van Joep Dohmen (Uitgeverij lvd-u.ISBN 97890 79226108).