Concurrentie


________________________________________

In de jaren 1980 vond een beleidsomslag plaats. Er kwam kritiek op het beschavingsideaal, men vond het te bevoogdend. Bovendien noopte de economische recessie tot bezuinigingen en een marktgerichte instelling van musea. Educatie werd een middel om meer publiek te trekken – en daarmee meer inkomsten en meer subsidies te genereren – in plaats van een doel op zich.

Sinds de jaren 1970 groeit het aantal musea sterk. Musea moeten niet alleen concurreren met andere musea, maar vooral ook met andere vrijetijdsbestedingen, zoals de meubelboulevard, het pretpark of een popconcert. Vooral de tijdelijke op een massaal publiek gerichte tentoonstellingen, de zogenaamde ‘blockbusters’, zijn hét middel om bezoekers te trekken. Daarnaast maken spraakmakende gebouwen met daarin een openbare ruimte, een restaurant en een museumwinkel een museumbezoek aantrekkelijk. Dit alles tezamen moet een aansprekende keten van activiteiten vormen, een belevenis.

Exterieur van het Groninger Museum ten tijde van de tentoonstelling over David Bowie in 2016

Wikimedia Commons - Cookie Nguyen
Groninger Museum ten tijde van de tijdelijke tentoonstelling over David Bowie in 2016

Tot en met de jaren 1970 bepaalde het beschavingsideaal de houding van musea ten opzichte van het publiek. Museumbezoekers waren in die optiek passieve ontvangers. In de beleveniseconomie (kernbegrip: beleveniseconomie) zijn bezoekers actieve deelnemers die een op hen toegesneden belevenis willen ervaren.

Er is iets misgegaan.
Foutmelding:
Details:
Ververs de pagina om dit probleem te verhelpen. Indien je op deze pagina al wijzigingen hebt aangebracht die nog niet zijn opgeslagen, kopieer deze wijzigingen dan voordat je de pagina ververst. Mocht het probleem zich blijven voordoen, neem dan contact op met Service en Informatie.