Opkomst monumentenzorg
________________________________________
In de achttiende eeuw ontstond niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen een groeiende belangstelling voor het verleden en de tastbare overblijfselen daarvan, met andere woorden voor het culturele erfgoed. Dit paste in het streven van de denkers van de Verlichting naar objectieve, wetenschappelijke kennis van het verleden. Cultureel erfgoed was daarbij een middel. Een ideaal van de Verlichting was ook om die historische kennis beschikbaar te maken voor een breder publiek. Vanuit dit ideaal kan begrepen worden dat in de achttiende eeuw steeds meer vorstelijke en adellijke collecties op vaste tijden opengesteld werden voor bezoekers.
Toen in 1789 de Franse Revolutie uitbrak werd de zorg voor cultureel erfgoed urgent. Want de revolutionairen hadden het niet alleen gemunt op de levens van de gehate machthebbers, maar ook op hun kunstschatten en gebouwen. De nieuwe Franse leiders wisten dit vandalisme een halt toe te roepen en zorgden ervoor dat het culturele erfgoed van het oude regime voortaan onder verantwoordelijkheid van de staat kwam, en voor iedereen toegankelijk werd. Zo ontstonden nationale musea als het Louvre en het Musée des Monuments français.
In de rest van Europa vonden in de loop van de negentiende eeuw gelijksoortige omwentelingen plaats, die leidden tot een geheel nieuwe orde: die van het nationalisme. Nieuwe naties ontstonden (bijvoorbeeld Duitsland en Italië) en in bestaande landen kreeg de natiestaat meer verantwoordelijkheden en een meer democratische inrichting. Om de natiestaat een gezicht te geven, werd houvast gezocht bij het nationale culturele erfgoed.