Digitale didactiek
Meerkeuzevragen
Een meerkeuzevraag maken
In Nederland zijn er drie veelgebruikte vormen meerkeuzevragen, namelijk: juist-onjuist, een-uit-drie en een-uit-vier.
Pak voordat je een vraag maakt eerst de leerdoelen en de studiestof erbij. Dit geeft een richting voor de onderwerpen van de vragen. Juist-onjuist-vragen worden ook wel stellingvragen genoemd en zijn het makkelijkst te maken. Hiervan zijn er echter veel nodig, omdat de student de helft van de vragen gemiddeld goed zal gokken. Een-uit-viervragen zijn over het algemeen geschikt voor vakgebieden waarbij het formuleren van foute antwoorden eenvoudig is. Voorbeelden van deze vakgebieden zijn exacte wetenschap en medische wetenschappen. Een-uit-drievragen zijn geschikt voor vakgebieden waarbij foute antwoorden moeilijker te genereren zijn, zoals de sociale wetenschappen. Er is niets op tegen om in een enkele toets te variëren met deze verschillende vraagvormen.
Een vraag met alle onderdelen erbij wordt een item genoemd. Een compleet item bestaat uit een casus/inleidende tekst/achtergrondtekst, de vraagzin zelf, de antwoordalternatieven, een tekst met daarin uitleg waarom het juiste antwoord goed is, een tekst waarin de foute antwoorden worden beargumenteerd en een bronvermelding. De beste vragen zijn zo gevormd dat de vraagzin beantwoord kan worden zonder de alternatieven in te zien en als het ware in een vraaggesprek kan worden gesteld. Dit betekent dat vragen met 'niet' in de vraagzin (welke alternatieven behoren 'niet' tot..) ongunstig zijn en slecht scoren. Ook antwoorden als ‘alle antwoordalternatieven zijn juist’ of ‘geen van de overige antwoorden zijn juist’ moeten daarom vermeden worden. Verder zijn twee losse stellingvragen te verkiezen boven een een-uit-viervraag met daarin twee stellingen: ‘beoordeel de juistheid van onderstaande twee stellingen’.