Digitale didactiek

Arnoud Evers


Innovatief gedrag van docenten cruciaal voor toepassen digitale didactiek
 

Digitale didactiek toepassen, dat doe je als docent niet zomaar. Hiervoor is innovatief gedrag nodig. In een review studie (Thurlings, Evers, & Vermeulen, 2015), wordt innovatief gedrag van docenten gedefinieerd als zelf geïnitieerde (a) ideegeneratie, (b) ideepromotie, en (c) ideerealisatie. Bij ideegeneratie gaat het bijvoorbeeld om het ontwikkelen van online onderwijs en toetsen. Kritische reflectie en analyse van de huidige situatie is een belangrijk startpunt om te komen tot nieuwe ideeën. Bij ideepromotie gaat het erom collega docenten en leidinggevenden mee te krijgen om online onderwijs en toetsen in te zetten. Ideerealisatie is de laatste fase waarin bijvoorbeeld online onderwijs en toetsen daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Hierbij is het ontwikkelen van een prototype zeer wenselijk.

Tot nu toe is innovatief gedrag van docenten met name beschouwd vanuit een individueel perspectief. Echter innovatief gedrag van docenten vindt ook en misschien wel juist plaats binnen teams van docenten (Robbers, Evers, & Vermeulen, 2019). Innovatief gedrag vindt plaats wanneer collega’s in teams nieuwe ideeën gebruiken om online onderwijs te ontwikkelen. In deze fase is externe informatie van bijvoorbeeld websites erg nuttig. Vervolgens is het belangrijk als team andere collega’s mee te krijgen wat leidt tot een kritische massa. Het ontwikkelen van een prototype kan hierbij erg handig zijn. Op deze manier kan het team ook visueel de voordelen en uitdagingen laten zien. Tenslotte volgt de fase van verdere uitrol en implementatie van online onderwijs. Een belangrijke boodschap hierbij is dus om niet alleen online onderwijs te ontwikkelen maar juist in een team. Welke andere individuele, demografische, en organisatiefactoren stimuleren innovatief gedrag zoals het ontwikkelen van online onderwijs?    

Als eerste hebben individuele factoren een directere invloed op innovatief gedrag dan demografische en organisatiefactoren. Bij individuele factoren gaat het meer specifiek vooral om de attitude om dit te willen doen en het geloof in eigen kunnen. De rol van geloof in eigen kunnen komt overheen met een veelheid aan studies waarin geloof in eigen kunnen wordt aangemerkt als een excellente voorspeller van verschillende gedragingen. Collega’s en leidinggevenden kunnen geloof in eigen kunnen stimuleren door bijvoorbeeld regelmatig complimenten te geven en ook voldoende ruimte te laten voor andere meningen. Dit is van belang bij het genereren van ideeën over online onderwijs in (online) brainstorm sessies. Belangrijke demografische factoren zijn opleidingsniveau, dat positief samenhangt met innovatief gedrag, en jaren leservaring, dat negatief daarmee samenhangt.

Organisatiefactoren die een sleutelrol spelen zijn de ondersteuning van andere actoren, faciliteiten en cultuur. Om te innoveren hebben docenten ondersteuning en begeleiding nodig en feedback van anderen (dat kan natuurlijk ook online), waardoor zij ideeën kunnen uitwisselen, promoten en implementeren. Van de actoren hebben collega’s de grootste invloed, hoewel managers, leidinggevenden, studenten en externen ook een zeer belangrijke rol spelen. Interessant hierbij is dat (te) sterke sociale relaties soms de status quo in de hand werken. Laat studenten al vroeg meedenken met het ontwerp, maar zeker ook met de implementatie van online onderwijs. Naast ondersteuning van andere actoren moeten de faciliteiten in orde zijn, zoals voldoende trainingen (zie ook de micro modules op deze site) en ondersteuning door ICT experts. Bij cultuur gaat het bijvoorbeeld om een ‘speels’ en creatief klimaat, het stimuleren van transparantie en een lerende cultuur. Vooral in de fase van ideegeneratie is een ‘speelse’ en ontspannen omgeving van belang. Die omgeving kan ook online worden gecreëerd.

Kortom, het ontwikkelen, promoten en implementeren van (innovatief) online onderwijs gebeurt bij voorkeur in een team van collega’s, waarbij het geloof in eigen kunnen wordt gestimuleerd, er steun is van andere actoren (leidinggevenden, studenten, externen), de faciliteiten op orde zijn, en er een creatieve en ‘speelse’ omgeving is.    

Bronnen:

  • Robbers, S., Evers, A. T., & Vermeulen, M. (2019). Teachers' individual and collective innovative behavior: a review study. Paper presented at the EARLI, 12-16 August, Aachen, Germany.
  • Thurlings, M., Evers, A. T., & Vermeulen, M. (2015). Toward a Model of Explaining Teachers’ Innovative Behavior. A Literature Review. Review of Educational Research, 85(3), 430-471.
     
Er is iets misgegaan.
Foutmelding:
Details:
Ververs de pagina om dit probleem te verhelpen. Indien je op deze pagina al wijzigingen hebt aangebracht die nog niet zijn opgeslagen, kopieer deze wijzigingen dan voordat je de pagina ververst. Mocht het probleem zich blijven voordoen, neem dan contact op met Service en Informatie.